Archive for the ‘schaakgedicht’ Category

EEN MISKEND GENIE.

Het natuurtalent Vincent , begiftigd met een ongekend rekentalent,

Speciaal voor de logische begrippen,

Opvallend in bescheiden eenvoud, (poespas laat hem koud),

Wil ik hier graag even aanstippen.

Welnu, dit natuurlijke computergenie,

Berekende in de jaren ’80 als voorloper,

Alle schaakratings voor de westfriezen,

Waardoor die op slag hun hele schaakstatus konden verliezen.

Als medeoprichter van de Schaakorganisatie West-Friesland,

Waakte hij over diens penningen,

Hetgeen hem wel was toevertrouwd,

Vrijgezel , alles was volkomen onderbouwd.

Zonder een leerboek ooit daarover te hebben ingezien,

Ontwikkelde hij in die tijd een (eigen) softwarebedrijf,

Schuwend geen enkele (landelijke) problematiek,

Maar bleef feitelijk onzichtbaar uniek.

Wie hem in zijn werk bezig ziet en gadeslaat,

Raakt geimponeerd , maar verwacht eigenlijk niet,

Dat deze bescheiden en zeer hulpvaardige sociaal-liberaal,

Zo een hoog nivo bereikt op deze informatieschaal.

Ik vraag me zelfs af, of de schakers van het midzomertoernooi,

Wel door hebben, met welk een uniek figuur,

En welk een uniek concept, zij te maken hebben,

Voorwaar, ik zou er niets om durven verwedden.

Zijn geesteskinderen en zijn briljante ideeen gaan altijd,

Sluipenderwijs met commercielen aan de haal, want

Vincent Duin spreekt nu eenmaal een totaal,

Andere programmeertaal.

Hij stelt zijn onafhankelijkheid centraal,

Buigt beslist niet voor financieel gewin,

Heeft een gloeiende hekel aan kijven, en het is eigenlijk logisch,

Dat zo een creatieve geest, zich door niemand de wet laat voorschrijven.

J.Posch, 14 mei 2007.

UIT DE OUDE DOOS.

Speciaal voor jou , Bert,

Jij was zo zuiver en zo clean,

Zo pienter en zo kien,

Toch voelde  jij je ongezien.

Met cijfers en het woord,

Schreef jij ongestoord,

Toch voelde jij je ongehoord.

Ook in je geweten,

Kon jij je met de beste meten,

Toch voelde jij je onbegrepen.

Jij had zoveel geschreven,

Over schaken, zin en het leven,

Zouden anderen erom hebben gegeven?

Ook in het edele spel,

Stond jij je mannetje wel,

Al was het ook vaak voor jou een hel.

Neen, jij was niet iemand om af te keuren,

Laat staan te besmeuren,

Waarom, dan toch, al dat zeuren?

Hoe kon het zover komen,

Dat, ondanks je stoutste dromen,

Het eerste niet door kon stomen?

Met al je grote klasse,

En handen in onschuld gewassen,

Moest jij zo nodig gaan verkassen.

Jij was zo bijdehand,

Een man met een groot verstand,

Maar, o zo arrogant.

Wat mij nou zo frustreerde,

Was, dat in alles wat je beweerde,

Jij jezelf zo eerde.

Vrijwel altijd zag hij alles goed,

Zag hij de dingen zoals het moet,

En was het een ander, die het verkeerd doet.

Jij had een afkeer van fouten maken,

Die waren er slechts om te laken,

En om anderen af te kraken.

Ondanks je vele leren,

En ijverig studeren,

Moesten ze jou niet kritiseren.

Moest hij zich aan gaan passen,

Aan die boze wereld met zijn grimassen,

Dan bleef ie liever onvolwassen.

Onrechtvaardigheid was, wat hem immer stoorde,

Iets wat beslist niet hoorde,

Toch hield hij zichzelf ook niet altijd aan zijn woorden.

Het stuk was één grote egotrip,

Weliswaar met grote stip,

Maar schreeuwend om liefde en begrip.

Schaakkunst_9

Wilde jij je laten beminnen,

Dan moest jij je eens bezinnen,

Over al die laatste zinnen.

Jan Posch, jaren 80.

Kampioenssonade

Hij kon jou zo moeilijk begrijpen,

Hij kon jou zo moeilijk verstaan,

Pas, na lange tijd van rijpen,

Kon ie jou eindelijk eens aan,

Jarenlang in zijn schaduw gestaan,

Is ie ,later, dagelijks zijn messen gaan slijpen,

Voor dat ene ultieme doel,  bovenaan,

Niets wilde hij zichzelf nog kunnen verwijten.

Wachtend op dat ene moment,

Waarop ie er echt moest zijn,

Waar, ie niet meer mocht falen,

Waarop je die overwinning wel moet behalen,

Want, dwingend bewustzijn, duldt nu eenmaal geen pijn,

Onbeschrijflijk, wanneer je het dan eens een keer bent..

J.Posch, 4 mei 2007.

Varkens

Er was eens een schaakspeler;

Hij kwam drie kwartieren te laat,

Plichtsgetrouw, doofde hij nog gauw,

Piep, piep , zijn mobiele apparaat,

Net, toen hij wilde gaan zetten,

Verscheen er een varken, dat riep ,

"Voor jou gelden nu andere wetten",

"Ik moet je dat schaken beletten".

j,posch, 26 april 2007.

Schaakkameraden

George Huijzer en Ronald van Gent,

uiterst gewetensvol en in de kracht van hun leven,

ontnamen zich , door wanhoop gedreven,

hun eigen leven, kort na elkaar.

Wat ook erg is,

Nooit zullen zij weten, dat ik hen,

Alweer zo lang geleden, nog steeds zo mis.

J.Posch – 23 april 2007.

Arm Franeker

Kleine jongens, die niet meer op tijd achter het bord wensen te verschijnen,

"Franke van Netten en de Zijnen",

Onveilige, ongecontroleerde sexuele zijde, communicaties, die verdwijnen,

Oh, Franeker, ik kan het niet langer aanzien, jou zo te moeten zien wegkwijnen.

Een ultieme poging jou te redden,

Werd reeds in de kiem gesmoord,

Theo’s zachte handen,

Bleken later slechts de "top" te hebben vermoord.

De lagen en lichtvaardigen aan de beurt,

De vlaggen hooggekleurd,

De bombast weer aan zet,

Niemand, die er echt om treurt.

Wanneer je niet capabel bent,

Voor probleemstellingen wegrent,

Creeer je slechts ellende in de tent,

Eigenlijk een niezende patient.

Spelend in een kot,

De toekomst aan het Oude,

Dat is jouw droeve lot,

Oh, Franeker, wat heb ik zielsveel van je gehouden.

Jan Posch, 25 februari 2006.

Schaakspel

Het schaakspel is mooi genoeg,om er een heel leven aan te verknoeien.