De jaren ’30.
Het was 1932. Ik had de zevende klas doorgelopen en kwam van school af. De wereld lag voor mij open. De economie werd voelbaar slechter. Nederland telde reeds 450.000 werklozen en dat zou al in 1936 oplpen tot 520.000. Daar was mijn vader er één van. Geld voor een hogere school was er dus niet.
Ik wou geen dienstmeisje worden en ging werken als leerling-kapster om het kappersvak te leren. Iedere dag op de fiets naar Zaandam, zeven jaren lang. Werken tot 20.00 uur (zaterdags 21.00 uur) en barre winters met stuifsneeuw en grote sneeuwbelten, waardoor ik vaak grote stukken moest lopen. Je kwam vaak niemand tegen en wanneer het glad was kwam mijn vader me ophalen, aangezien hij ongerust werd. Ik was tenslotte nog maar 14/15 jaar.
Ondertussen had ik een vaste vriend gekregen. Hij moest in 1936 voor zijn nummer in dienst. In die tijd was er nog een station in Oostzaan, die een jaar later zou worden opgeheven, waardoor hij het geluk had om niet ver van huis op de trein te kunnen stappen. In het pikkedonker konden wij dan ongestoord afscheid van elkaar nemen. Voor de mensen in de Haal zeer jammer. De boeren konden niet meer met koeien in de trein naar de markt in Purmerend om ze te verkopen. Geen treinschoolreisjes meer en kleren kopen in Zaandam met de trein was ook verleden tijd.
In die tijd was alles spotgoedkoop, maar wij verdienden ook weinig. Zelf verdiende ik met een halve dag werken ( 2-8 uur), f.2.50. Voor een hele dag ( 8-8 uur) vijf gulden. De helft daarvan moest ik afdragen , maar dat deed ik met liefde. Mijn vader was weliswaar een timmervakman, maar zat met name in de winter zonder werk.Ik had nog twee jongere zusjes en een broer en we hadden het dus bepaald niet ruim. Integendeel.Het was armoede. Nog net geen honger, aangezien we een tuin hadden en in de buurt de (goedkope) melk van de koeien. Maar mijn vader moest wel naar Oosthuizen om te baggeren voor 19 gulden per week. Ik zie hem nog met bebloede handen en vol blaren thuiskomen.
Uit voer naar het buitenland was er bijna niet. Hitler besteedde alles aan bewapening. In 1939 kwam de mobilisatie, d.w.z. iedere dienstplichtige tot 45 jaar moest opkomen voor zijn nummer. Mijn Jan moest er ook aan geloven. Hij werd ingekwartierd in het dorp Horsen tussen Tiel en Nijmegen. Om 05.15 stond hij op , fietsend naar Amsterdam naar de bus , die om 07.00 uur vertrok. ’s-Avonds om 22.00 uur kwam hij weer thuis.
EEN KLEIN STUKJE OVER DE OORLOGSJAREN.
10 mei 1940. De oorlog brak uit. Jan moest naar de Grebbenberg. Hij was rodekruissoldaat en moest gewonden verzorgen. De kogels vlogen om zijn oren en zij moesten zich terugtrekken tot Vreeswijk en Jutfaas. Dorpen die nu niet meer bestaan.Vele jonge mensen hebben daar hun leven verloren.
Na vier dagen was deze strijd voorbij. Het was een grote puinhoop. De teruggetrokken soldaten moesten in Pijnakker verblijven. Na twee weken aldaar mochten zij naar huis. Jan mankeerde niets, dus zijn thuiskomst werd een feest. Ja, het was een hele bevrijding, dat hij zijn soldatenpak kon uittrekken.
Maar thuis was er geen werk. Alle beesten waren weg, behalve nog vier koeien. En een grote tuin, waar veel werk inzat, maar waarvan je niet kon leven. Jan kon melken, maaien en hooien en ging bij een boer werken. In die tijd begon ook het smokkelen. Koeien werden clandestien geslacht. Dat vlees werd weer geruild voor bonnen. Ook ging hij ’s-nachts met de jol naar onze voerboer in Landsmeer om zakken tarwe op te halen. Een riskante onderneming en velen werden gesnapt,niet direct door de Duitse soldaten, maar door verraad,( N.S.B).
Eind 1941 zijn wij getrouwd, na vier jaar verloving. Er stond een huis leeg . Voor zes gulden in de week konden wij die huren. Jan werkte nog steeds bij de boer. Aan eten hadden wij geen gebrek. Ik kookte veel tarwepap. Mijn trouwjurk kostte 25 gulden bij C. en A. Het was een lange jurk, waardoor je mijn geleende schoenen niet kon zien.
Jan was de muzikant. Hij kon heel goed harmonica spelen. Mijn ouders hadden nog een paar flessen wijn staan. Een paar rollen confetti en wie deed je wat. Om 23.00 uur was alles aan kant. Blij en opgewekt togen wij naar ons huis.Daar was alles piekfijn in orde, want reeds voor de oorlog hadden wij onze meubels gekocht en bij een tante opgeslagen. We hadden een groot erf, waarop lege ,verwaarloosde kippenhokken stonden, waarin vaak stiekem werd geslacht.
Onze burgemeester was natuurlijk een N.S.B `er , de Bree genaamd, die altijd met een revolver op zak liep en velen heeft opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Mijn man had een z.g. Ausweis, want als agrariër kreeg je die, waardoor hij niet naar Duitsland hoefde.
Wanneer die Grüne Polizei op het veerpont bij Amsterdam gesignaleerd werd, werden alle jongemannen gewaarschuwd. Menige keer is het voorgekomen,dat er bij ons aan het slaapkamerraam getikt werd. Dan ging Jan zijn bed uit om vervolgens in de jol te stappen en bij zijn vader op de hooizolder verder te slapen. Midden in de nacht roeiend over de vaart, zo een 2.5 kilometer.
Op een avond eind 1942 werd er bij ons hard op de deur gebonkt. Nadat ik de deur open had gedaan, zag ik drie mannen staan. De burgemeester de Bree, de politie in de persoon van Maasdam en een onbekende. Zonder een woord te zeggen liepen zij mij voorbij de huiskamer in. Daar geboden zij Jan om te gaan staan. “Neenâ€, zeiden zij , “Deze is het niet, deze is blond en het moet een zwarte zijnâ€. Zonder een woord te zeggen vertrokken zij weer. Er was namelijk op het pont iemand gepakt met vlees. En die zou hebben gezegd het bij ons in de buurt gekocht te hebben van een zwarte man. Maar de schrik zat er bij ons goed in. Boven hadden wij tarwe liggen en andere etenswaren, dus wij dachten dat wij erbij waren. Zelf was ik in die tijd in blijde verwachting en ik was maar wat blij dat Jan blond was.
Alles ging op de bon. Er ontstond een levendige ruilhandel in bonnen. Ook kwamen er mensen aan de deur voor een kruimel brood. Zelf besloeg ik elke morgen een tarwebrood, die voor 10 cent bij Bakkerij Honig de oven inging. ‘-Avonds om 20.00 uur moest je binnen zijn, maar mijn broer van 20 en zijn drie vrienden durfde het aan om 2 kilometer te overbruggen om naar ons te komen. Heen ging wel, maar de terugweg was een gok. Ze hadden bij ons een schaakclubje opgericht. Allengs werden zij brutaler. Op een avond was er dansen in de nieuwe Tuinbouw in Z.O. Beemster. Jaap Booker een vriend van mijn broer Piet kwam hem op een zondagavond ophalen om daar naar toe te gaan. Maar mijn broer mocht niet van zijn vader. “Pak stiekem je schoenen “, zei Jaap. Maar mijn broer durfde het niet. Samen met twee andere vrienden ging Jaap naar de Tuinbouw. De volgende morgen hoorden wij dat er een razzia was geweest. Jaap en vele anderen waren opgepakt en naar Buchenwald gestuurd. De twee andere vrienden hadden zich achter het buffet weten te verstoppen, alwaar drie dames voorstonde
n.
Na een jaar kwam Jaap , zeer sterk vermagerd, terug. Waarom hij was vrijgelaten ben ik niet aan de weet gekomen.
Wat was mijn broer mijn vader dankbaar, achteraf. Vele jongemannen gingen uit angst voor de groene politie overnachten in de “achterdichtingâ€. Zij sliepen daar in het hooi . Wanneer ik daaraan denk, hoor ik hun voetstappen nog.
In huis moest alles verduisterd worden. Wij hadden zwarte rolgordijnen, maar door een kier scheen nog wat licht naar buiten. Onze elektriciën had ons en onze buurman namelijk vergeten af te sluiten. Maar door verraad zijn wij aangegeven. Dus kwam hij alsnog de elektriciteit afsluiten. Het ergst was het voor onze buurman in een rolstoel. Die had een draad afgetapt van ons en kon zich nu o.a. niet meer elektrisch scheren.
Wij hadden zelf een carbietlamp , die we geruild hadden tegen voedsel.
In het voorjaar van 1944 kwam er bij ons een bakfiets voorrijden met vier mensen. Het was een dienstkameraad van Jan, die hij onder helse omstandigheden had helpen vluchten tijdens de vlucht uit de Grebbenberg. Zijn vrouw en twee kinderen van anderhalf en acht dagen waren uit Beverwijk gevlucht uit angst voor een invasie van de Engelsen. Zij vroegen of zij voorlopig bij ons mochten intrekken, hetgeen wij niet konden weigeren.
Het probleem was niet zozeer het eten, melk en vlees genoeg, alswel de brandstof o.a voor het kookkacheltje, dat ik had ingeruild voor mijn kinderwagen. Zeven personen en alles ( wassen, waterkoken, papkoken) op dat kacheltje. Daarom hebben wij de houten hokken maar gesloopt om aan brandstof te komen. Suikerbieten raspen en koken voor de suiker , waardoor de kamer vol stoom kwam te staan en dus vochtig werd, ook al omdat dit lang moest inkoken. Water koken om de baby te wassen. Water voor de warme kruiken en de vieze luiers, koffiesurrogaat en thee van cacaodoppen. De hele dag brandde de kachel.
Aardappels haalden wij uit de Beemster met de bakfiets, ook voor de buren. Maar door het goede eten, werd onze logé verwend en had geen trek meer in onze tarwepap. Ze had zelf een pak havermout gehamsterd en die sprak onze jodin geheel en al voor haarzelf aan. Terwijl To onuitstaanbaar werd , bleef Wim Bakker wel eenvoudig.
Na vier weken, waarin er dus niets op invasiegebied gebeurd was, besloten onze gasten weer huiswaarts te gaan,ook al omdat onze brandstof op begon te raken. In goede harmonie, allemaal, en we zijn altijd vrienden gebleven. Geen cent hebben wij ervoor gevraagd en daar ben ik nu nog blij om.
De hongerwinter zijn wij redelijk doorgekomen en toen wij met Kerstmis een puntje echte thee van mijn schoonmoeder kregen waren wij echt gelukkig. Gelukkig zijn met weinig.Wanneer ik daaraan denk kan ik nog zomaar vochtige ogen krijgen.
Dit was een stukje uit de verleden tijd.
Trijnie Root ( 1919-heden)
18 maart 2010.